Dansen, tekenen, zingen. Als kind doe je niet anders totdat je op allerlei manieren tot de orde geroepen wordt. Eerst zijn het je ouders die vragen of je niet zoveel kabaal wilt maken, later is het de juf of meester op school die je tot stilte maant. Je eerste woordje wordt enthousiast begroet, maar als je als twee jarige te hard je eigen versie van slaap kindje slaap ten gehore brengt, volgt als snel de vraag of het wat minder kan.
Hoewel de eerste kopvoeters met groot enthousiasme ontvangen worden, komt er al snel de nodige kritiek. Jouw hond wordt aangezien voor een wolk, en wat als wolk bedoeld was, wordt gezien als gekras. Ook op school zijn ze niet altijd blij met je ongeremde creativiteit. Je moet binnen de lijntjes kleuren, in het gareel lopen, de beste zijn, of in ieder geval beter worden dan je gisteren was. Opgroeien noemen ze dat.
Innerlijke criticus
Door al die kritiek ontwikkelt zich in jou iemand waar je je hele leven last van zult hebben. De innerlijke criticus. In vergelijking met hoe jouw innerlijke criticus over jou oordeelt, is de kritiek van je ouders, leerkrachten, collega’s en je baas mild en acceptabel. De innerlijke criticus neemt geen blad voor de mond, hij vertelt je ronduit en zonder omwegen hoe een ongelofelijke loser jij bent. Denk je nu echt dat je Kunst met een grote K kunt maken? Kunt zingen? Slim en mooi bent? Hij lacht je in je gezicht uit. En jij? Je past je aan, stopt met doen wat je leuk vindt, wat je energie geeft en waar je plezier in hebt. Je probeert de innerlijke criticus de mond te snoeren door nog harder je best te doen, je nog meer aan te passen, vooral niet op te vallen en zeker niet buiten de lijntjes te kleuren. De innerlijke criticus drukt steeds meer zijn stempel op jouw leven. Je zelfvertrouwen neemt af, je vervreemdt steeds meer van wie je werkelijk bent en gaat je steeds ongelukkiger voelen.
Je innerlijke criticus kan je letterlijk ziek maken, je wordt depressief of je ontwikkelt allerlei lichamelijke klachten. Uiteraard heeft de criticus hier ook weer een mening over. Het is tenslotte gewoon aanstelleritis. Je bent gewoon lui, en een mens moet tegen een beetje pijn kunnen.
Niet de vijand
En toch is de innerlijke criticus niet de vijand, hoe vreemd het ook klinkt, zijn bedoelingen zijn goed. Net als je moeder vroeger, wil hij graag dat je geaccepteerd wordt, dat je erbij hoort en niet buiten de boot valt. Daarom klinkt hij ook vaak net als je moeder, of je baas, of als je kinderen die zich voor je schamen als je in de ‘verkeerde’ kleren op het schoolplein staat.
Negeren helpt niet
De innerlijke criticus laat zich niet negeren, integendeel, hoe meer je hem negeert hoe harder hij begint te schreeuwen. Ook in discussie gaan heeft weinig zin, hij wil altijd het laatste woord hebben. Bovendien word je doodmoe van die discussies. Uiteindelijk wil de innerlijke criticus vooral gehoord en erkend worden. Wat niet wil zeggen dat je hem zijn zin moet geven, maar laat hem weten dat je hem ziet, hem begrijpt en waardeert dat hij het beste met je voor heeft. Uiteindelijk doe je precies wat je zelf wilt, net als vroeger toen je moeder je om de oren sloeg met allerlei wijze adviezen. Toen zei je ook: “Ja ma, je hebt gelijk,” en deed wat je zelf wilde.
Niet vechten maar dansen
Mijn advies is dan ook: ‘Vecht niet met je innerlijke criticus, dans er mee!’
Door vrede te sluiten met alle delen van jezelf leer je van jezelf te houden zoals je bent. Je wordt een prettiger mens, eerst voor jezelf en daarna voor je omgeving.